Werk, en dus salaris, biedt niet voor iedereen voldoende bestaanszekerheid. Zo’n 220.000 werkenden zijn arm, ondanks hun inkomen uit werk. Om uit die armoede te komen is een aanpak nodig op meerdere fronten: een voldoende en stabiel inkomen, werk dat voldoende perspectief biedt en dienstverlening die aansluit op de behoeften van werkende minima. De armoede voor een deel van deze mensen is gelukkig tijdelijk, maar er is ook een groep die langdurig in armoede werkt of steeds terugvalt. De gevolgen van armoede raken bovendien ook de kinderen in hun gezinnen, die daardoor een slechte start in hun leven krijgen. De SER publiceerde daarover onlangs al in adviezen over kinderopvang en gelijke kansen in het onderwijs. En er zijn groepen die net boven de armoedegrens zitten, maar vergelijkbare problemen hebben. Daar gaat de verkenning “Werken zonder Armoede” op in.